Niet dat er ooit een tijdperk was waarin geen westerns werden gemaakt, maar 2018 was wel een topjaar voor het genre. Uit alle windstreken kwamen nieuwe cowboyverhalen: van Amerika tot Australië tot Argentinië. Veel films zijn verankerd in de traditie van de klassieke Amerikaanse western en geven tegelijk een zeer actuele analyse van machismo en xenofobie.
Door Belinda van de Graaf
Er verscheen voor het eerst een Aboriginal-western. Indonesië introduceerde de saté-western. En wat waren ze goed in het ontmaskeren van de mythe van de cowboy en de machocultuur. Misschien wel omdat bijna de helft van de westerns die vorig jaar de Nederlandse bioscopen en filmtheaters aandeed, werd gemaakt door vrouwelijke regisseurs. Het genre dat zo lang toebehoorde aan mannen, onderging onder regisseuses als Valeska Grisebach en Chloé Zhao een radicale herinterpretatie.
Grisebach, de Duitse regisseuse van het veelgeprezen western, zei in interviews al op jonge leeftijd gefascineerd te zijn geraakt door het genre. Onder haar favoriete westerns rekende ze stagecoach met John Wayne en high noon met Gary Cooper. De oerwesterns zeg maar. Grisebach hield naar eigen zeggen ook van de romantiek die veel westerns aankleefde, verhalen over loners die in de wildernis, aan de rand van de samenleving, op zoek gingen naar iets.
Tot ze als meisje besefte dat ze door het genre werd buitengesloten. Vrouwen zadelden geen paarden en reden niet de horizon tegemoet. Een vrouw was in klassieke Amerikaanse westerns moeder of hoer. Nu had Grisebach ervoor kunnen kiezen om de vrouw centraal te stellen, zoals de Amerikaanse debutante Emma Tammi deed in haar horrorwestern the wind. In haar prairiefilm, die begin 2019 te zien was op het Filmfestival van Rotterdam, gaat het niet over de mannen die eropuit trekken maar over de vrouwen die thuisblijven, over bloed aan de keukenschort. Maar Grisebach koos dus voor iets anders: een subtiele studie van de cowboy in een 21e-eeuwse setting. En ze was niet de enige.
Angst voor de ander
Grisebach draaide er niet omheen en noemde haar hedendaagse cowboy- en indianenverhaal kortweg western. Hoewel er in de loop van de tijd oneindig veel variaties verschenen op de klassieke Amerikaanse western, die bijna zo oud is als de cinema zelf (zie the great train robbery uit 1903), wist de Duitse regisseuse toch iets compleet nieuws toe te voegen aan het genre.
In haar film zijn Duitse werklui in het zuidwesten van Bulgarije neergestreken, om in de zinderende hitte een kleine waterkrachtcentrale te bouwen. Ze hebben alle kenmerken van ouderwetse kolonisten. Ze hijsen de Duitse vlag en praten met onverholen minachting over de bewoners van een nabijgelegen dorpje. western biedt een fascinerende analyse van het cowboygedrag, want precies zo zagen Amerikaanse cowboys de indianen, als wild en gevaarlijk.
In de film hangt vanaf het begin een vreemde dreiging in de lucht, een sfeer van wantrouwen, waarmee Grisebach voorbeeldig inspeelt op het grote thema van deze tijd: de Angst voor de Ander. Sterk is dat de argwaan niet alleen voor de Bulgaarse dorpelingen geldt, maar ook de zwijgende nieuweling in het kamp van de Duitsers. Meinhard is de lonesome cowboy die met vorsende blik tussen de partijen navigeert en voorzichtig uitgroeit tot de held van de film, wat in dit geval betekent dat hij een soort moreel ijkpunt wordt.
Grisebach snijdt in haar moderne western grote thema's aan als kolonialisme en xenofobie. Het is een film over westerse arrogantie ten aanzien van minderbedeelden die nergens op gestoeld is. De Bulgaren verbouwen hun eigen tabak en stoken hun eigen alcohol, vindingrijk en zelfvoorzienend. Precies zoals de Sioux-indianen voor hun levensonderhoud op buffels jaagden lang voordat blanke kolonisten aanspraak maakten op het land.
De Amerikaanse, uit China afkomstige regisseuse Chloé Zhao herinnert met the rider aan die geschiedenis. Ze situeerde haar film – evenals Grisebachs western een ontdekking van Cannes 2017 – in het Pine Ridge-indianenreservaat in South Dakota, van oudsher het grondgebied van de Lakota Sioux-indianen. Evenals Grisebachs western is Zhao's hedendaagse cowboyfilm verankerd in de traditie van de klassieke Amerikaanse western en tegelijk een super-actuele analyse van masculiniteit en machismo.
En er is nog iets anders dat beide films verbindt. Evenals Zhao werkte Grisebach met non-professionele acteurs, met echte Duitse arbeiders en Bulgaarse dorpelingen die versies van zichzelf spelen. Het gaat in beide gevallen om docufictie in een meesterlijke, naturalistische stijl, om films die uitnodigen om in het verhaal op ontdekkingstocht te gaan.
Vaarwel
Spil van the rider is een jonge rodeorijder en paardentemmer in South Dakota. We treffen Brady niet in zijn glorietijd als lokale rodeoster maar op het moment dat hij herstellende is van een ernstig ongeluk. Brady's schedel is tijdens een rodeo door een paard vertrappeld. Met een stalen plaat in zijn hoofd is het beter om niet meer te rijden, maar laat dat nu precies zijn waarvoor hij op aarde is.
Brady is geboren op de graslanden in de Midwest, tussen de paarden en de koeien. Samen met zijn gokverslaafde vader en zijn autistische zusje woont hij in een trailer nabij het reservaat. Hij is een cowboy die te horen krijgt dat hij geen cowboy meer kan zijn. Hij moet op zoek naar een andere identiteit. In een omgeving waarin jongetjes eerder leren rijden dan kruipen, is dat zoiets als een doodvonnis.
the rider toont de worsteling van de cowboy door de 20-jarige Brady Jandreau min of meer zijn eigen verhaal te laten vertolken. Tachtig procent van wat we in de film zien, is een verbeelding van Jandreau's leven als verongelukte rodeorijder en paardentemmer in South Dakota. Je voelt hoe hij het gewicht van het mannelijke Amerikaanse archetype op zijn smalle schouders draagt.
Een cowboy zijn betekent 'door de pijn heen rijden'. Het is een ideaal waaraan Brady ook na zijn ongeluk probeert te voldoen, terwijl langzaam het besef doordringt van een vaarwel. De film zelf voelt als een elegie voor de cowboy, een afscheid van een oude machocultuur.
Kletsen en twijfelen
Iets van een afscheid klinkt ook door in de westerns die Jacques Audiard en de Coen Brothers maakten en die beide in 2018 in première gingen in Venetië. the ballad of buster scruggs van de Coens, die in Nederland alleen op Netflix verscheen, is een kleinood in het oeuvre van de regisseurs: een omnibusfilm bestaande uit zes verhalen waarin gespeeld wordt met stijlfiguren van oude westerns. Het verhaaltje rond een goudzoeker, gespeeld door Tom Waits, werkt bijvoorbeeld niet toe naar een vuurgevecht, maar heeft iets melancholisch en meditatiefs.
Ouderwetse vuurgevechten zijn er zeker in the sisters brothers, de western die de Franse regisseur Jacques Audiard samen met John C. Reilly en Joaquin Phoenix maakte, maar de film gaat ook na waar dat geweld vandaan komt. Reilly en Phoenix spelen twee broers die midden negentiende eeuw, ten tijde van de goudkoorts, door het Wilde Westen struinen. Het is een genadeloze wereld waarin mannen met pistolen speuren naar fortuin.
Audiard paart de western aan de zwarte komedie en binnen dat komische avontuur blijkt het al snel om iets anders te gaan: de liefdevolle band tussen de broers. the sisters brothers weigert met andere woorden mee te gaan in het stereotiepe beeld van de cowboy als eenzame, zwijgende held die nooit aan zichzelf twijfelt, denk nog even terug aan de cowboys van John Wayne en Clint Eastwood.
Audiards cowboys zijn ongelooflijke kletskoppen die niet voor een leven als killer hebben gekozen. Het geweld, zo blijkt, is doorgegeven van vader op zoon. De broers zijn erin gerold. De held is de cowboy die zijn eigen metier durft te bevragen.
Zelfbeeld
Zo ging ook de Argentijnse arthousefavoriet Lucrecia Martel aan de haal met de western. zama is een soort koloniale nachtmerrie, opgetrokken rond een 18e-eeuwse officier van de Spaanse kroon die in het afgelegen Asuncion (tegenwoordig de hoofdstad van Paraguay) wacht op overplaatsing naar Buenos Aires.
Ook Martels film gaat over kolonialisme, over sociale en raciale vooroordelen. 'Titelheld' Don Diego de Zama is een ijdele officier in een pompeus uniform die in een uithoek in Zuid-Amerika terecht is gekomen, dolgraag weg wil, maar niet weg komt. Hij wacht en wacht en wacht. Ondertussen wordt hij omringd door locals (lees: indianen) die hij niet verstaat en waar hij zich superieur aan voelt, overigens niet te superieur om een van de lokale vrouwen te bevruchten.
"Zama heeft een beeld van zichzelf en dat beeld wordt een val", verklaarde Martel. Een man verstrikt in zijn zelfbeeld. De Argentijnse vatte daarmee heel mooi samen wat er aan de hand is. Steeds weer gaat het om een superioriteitsgevoel, om het idee dat de man meer waard is dan de vrouw, dat de witte mag regeren over de zwarte en dat de rijke met zijn grote machines belangrijker is dan de arme. Racisme en seksisme komen als grote thema's van deze tijd vaak terug in de nieuwe western. Het genre lijkt een soort canvas waarop allerlei ideeën over man-vrouw, zwart-wit en arm-rijk worden geprojecteerd.
Gruwel
Warwick Thornton sloeg de spijker op z'n kop met sweet country. Zijn film deed afgelopen jaar de ronde als de eerste Aboriginal-western, gesitueerd in het majesteitelijke landschap van Centraal-Australië. Thornton, zelf een Aboriginal behorende tot het Kaytej-volk, filmde in het afgelegen gebied waar hij opgroeide: in en rond het MacDonnell-gebergte in het Noordelijk Territorium.
En dat is goed te merken. De liefde voor het land en zijn oorspronkelijke bewoners zit in de diepste vezels van de film. Voor sweet country, in 2017 bekroond met de Grote Juryprijs in Venetië, besloot hij het genre van de traditionele Amerikaanse western met cowboys als helden en indianen als slechteriken binnenstebuiten te keren en te vertalen naar de Australische outback anno 1929.
Officieel waren Aboriginals toen geen slaven meer, maar ze worden door de blanke kolonisten nog wel zo behandeld, met een Bijbel in de ene en een pistool in de andere hand. Vrouwen worden verkracht, mannen afgeranseld. De gruwel zit 'm vooral in de zelfgenoegzaamheid van de kolonisten, alsof ze niet alleen recht hebben op het land, maar ook op de mensen die er wonen. sweet country presenteert racisme als systematische realiteit. Het is een film die in het verleden duikt om het heden beter te begrijpen.
De val waar Lucrecia Martel het over heeft, volgt als de zwarte Sam Kelly uit zelfverdediging een witte belager neerschiet en moet vluchten. Tijdens de achtervolging door het adembenemende landschap blijkt hoe goed Sam zijn land kent, en hoe weinig zijn witte achtervolgers ervan begrijpen. Ze raken het spoor volledig bijster.
Wraakfantasie
Dat laatste kun je ook zeggen van Marlina's kwelgeesten in de fantastische feministische wraakwestern marlina the murderer in four acts. Het gaat om een wraakfantasie van de Indonesische regisseuse Mouly Surya, gemaakt vanuit vrouwelijk perspectief. In de film wordt een jonge weduwe in haar kleine, afgelegen huis 'op de prairie' overvallen door zeven mannen die eerst kippensoep eisen en daarna beloven haar te verkrachten.
Surya bouwt de spanning geweldig op, om haar heldin vervolgens toe te laten slaan, eerst met vergiftigde soep, daarna met een Tarantino-eske onthoofding tijdens een verkrachtingsscène. Het betoverende Indonesische eiland Soemba (door Hollandse kolonisten ooit Sandelhouteiland genoemd) vervangt het geijkte westernlandschap. In de Indonesische bandieten zijn eenvoudig klassieke outlaws te ontdekken.
marlina the murderer in four acts staat inmiddels te boek als de eerste Indonesische satéwestern, zoals het klassieke tampopo – verschenen in 1985 en in 2018 opnieuw uitgebracht in de Nederlandse filmtheaters – al tientallen jaren de ronde doet als de eerste Japanse ramenwestern. De smakelijke variaties op de spaghettiwestern zijn nog niet uitgeput.
tampopo is een bizarre, heerlijke inventieve komedie waarin een Japanse trucker uitgedost als westernheld het eethuisje aandoet van de jong verweduwde titelheldin die niet bepaald bekendstaat om haar kookkunsten. De trucker besluit haar te helpen, waarna een knotsgekke zoektocht begint naar het perfecte recept voor noedelsoep. De cowboy is voor de verandering niet in de ban van paard en pistool, maar van ui, soja en wasabi.
Fragiel
Lucky is ten slotte een wel heel bijzondere cowboy die in de gelijknamige film van John Carroll Lynch duidelijk zijn beste tijd heeft gehad. Lucky is oud en fragiel. Wel hijst hij zich nog elke ochtend in kostuum: spijkerbroek, cowboylaarzen en cowboyhoed. Fris gewassen en in vol ornaat maakt hij zijn ronde langs de plaatselijke supermarkt en de diner. 's Avonds zit hij met zijn bloody Mary aan de toog.
Lucky wordt gespeeld door de hoogbejaarde Harry Dean Stanton, bijgestaan door David Lynch als drinkgezel Howard. De film, droogkomisch en melancholiek, is een schitterende ode aan de oude westernacteur die in 1957 debuteerde in tomahawk trail en daarna in talloze cowboy- en indianenfilms was te zien.
lucky markeert Stantons zestigste verjaardag als westernacteur. Het is een van de laatste films die hij voor zijn dood in 2017 maakte, 91 jaar oud. Alsof met Stanton ook de oude cowboy ten grave werd gedragen.
10 (variaties op) westerns die in 2018 de ronde deden:
the ballad of buster scruggs, regie Ethan en Joel Coen (Beste Scenario, Venetië 2018 en drie Oscarnominaties in 2019: scenario, liedje en kostuums).
lean on pete, regie Andrew Haigh (prijs voor Charlie Plummer als Beste Jonge Acteur, Venetië 2017).
lucky, regie John Carroll Lynch (Locarno 2017).
marlina the murderer in four acts, regie Mouly Surya (Quinzaine, Cannes 2017).
the rider, regie Chloé Zhao (Quinzaine-prijs, Cannes 2017).
the sisters brothers, regie Jacques Audiard (Beste Regie, Venetië 2018).
sweet country, regie Warwick Thornton (Grote Juryprijs, Venetië 2017).
tampopo, regie Jûzô Itami (1985, Nederlandse heruitbreng: 2018).
western, regie Valeska Grisebach (Un Certain Regard, Cannes 2017).
zama, regie Lucrecia Martel (Orizzonti, Venetië 2017 en KNF-prijs Rotterdam 2018).